REALITEITS ORIENTATIE (BENADERING)

 

Realiteits Oriëntatie Training (zo werd het eerst genoemd, de T is later veranderd in een B van Benadering of wordt weggelaten) is een benaderingswijze die toegepast kan worden (of een stukje ervan) in de begeleiding en ondersteuning van mensen met dementie.

Una Holden een Engelse psychologe benadrukt heel sterk dat de ouderdom een normale levensfase is. Zij vindt dat de ouderdom te veel als vergeetachtig, klagerig of star word gestigmatiseerd. Daar is niets mis mee want zij stelt verder dat ouderen niet minder intelligent of dom zijn dan mensen die jonger zijn. 

Maar door heel star mensen met dementie de hele dag door te willen oriënteren op het hier en nu, doet dan weer wel onrecht aan de mensen met dementie die deze vermogens gewoonweg niet meer bezitten en dit niet meer aan kunnen leren. Vaak is Realiteits Oriëntatie iets wat in combinatie met andere benaderingswijzen wel goed kan werken, en dan met name in de beginfase van de dementie. 

De doelstellingen van RO zijn grofweg deze drie punten:

1. De mens met dementie ervaart ondersteuning in denken en onthouden
2. De mens met dementie ervaart zichzelf als “IK” met een unieke identiteit en individualiteit
3. De mens met dementie ervaart zijn omgeving als veilig door een vaste structuur die hem helpt de werkelijkheid te ordenen.

Bij deze doelen is het direct al duidelijk dat deze benadering alleen met succes toegepast kan worden in het beginstadium van dementie. Hoe verder de dementie voortschrijd hoe meer immers het “IK” verdwijnt en ze steeds minder van hun omgeving oppikken.

Bij RO fungeert de omgeving van de mens met dementie als een soort “prothese”, een verlengstuk, om hen te helpen, te ondersteunen in denken en onthouden. Daar waar die vermogens het bij hun af laten weten. 

Omdat de mens met dementie zelf zijn waarnemingen niet meer kan ordenen, heeft hij een omgeving nodig die dit van hen overneemt. Een vaste structuur is belangrijk en helpt de mens met dementie zich veilig te voelen.

Je maakt zoveel mogelijk gebruik van aanwijzingen om te ondersteunen in de oriëntatie. Die aanwijzingen kunnen gericht zijn op het verstand (cognitie) maar ook op gevoelsmatig ervaren. Cognitief is bijvoorbeeld bewegwijzering. Op de wc-deur komt bijvoorbeeld met grote letters WC te staan, of liever nog een afbeelding van een toilet. Een afbeelding/foto wordt vaak langer herkent dan een woord.  Dit geldt dan ook voor de badkamer, de slaapkamer en andere ruimten.

Je kunt om structuur aan te bieden en dit duidelijk te maken, gebruik maken van een agenda of een withe-board om op te schrijven wat en wanneer er iets staat te gebeuren. Hoe laat is het ontbijt? welke boodschappen moeten er vandaag gedaan worden? wie en hoe laat komt er iemand langs enz. Het gebruik maken van een (prik) bord waarop de data en dergelijke opstaan, is het wel belangrijk dat mensen met dementie hier zelf vaak niet het initiatief voor nemen om hier op te kijken. Het helpt alleen wanneer medewerkers of anderen in de omgeving hier steeds specifiek naar verwijzen. Wanneer je vraagt welke datum het is, lezen ze dit eerder af van bijvoorbeeld een krant die op tafel ligt. Om mensen met dementie te oriënteren op het seizoen of jaargetijde, kan er beter gebruik gemaakt worden van herkenbare versieringen of foto's of liever nog naar buiten toe te gaan. Een sneeuwpop in de winter maken, vogeltjes en jonge dieren in de lente voederen bijvoorbeeld. 

 

Gevoelsmatige aanwijzingen zijn bijvoorbeeld, eigen spullen rondom het bed, een eigen stoel in de huiskamer, een bijzondere klok enz. Het is ook hierin zoeken welke geheugensteuntjes passend zijn voor iemand met dementie  Het kan namelijk ook zijn dat ze er juist door in de war raken, bijvoorbeeld hoe komt “mijn” stoel hier in deze kamer? Hoe komt die sprei om dit vreemde bed? Het is bij iedereen weer anders en dat vraagt om maatwerk. 

Alle mensen die rondom de mens met dementie staan, en die samen de sociale omgeving vormen, functioneren als geheugensteun voor feiten, zowel uit de persoonlijke werkelijkheid (leeftijd, naam, kinderen, bezoek, levensgeschiedenis) als uit de objectieve realiteit.
De feiten worden niet opgedrongen, bewoners worden er niet op getest, maar ze worden er van voorzien, ze hoeven er niet naar te zoeken.
Je vraagt bijvoorbeeld niet, weet u nog wie er gisteren op bezoek geweest is? Maar je zegt; die en die zijn gisteren bij u op bezoek geweest. Je vraagt niet, weet je nog wie ik ben? maar hallo mama, hier is en dan zeg je je eigen naam. 

 

Een aantal richtlijnen voor het toepassen van RO zijn:
1. Rustige omgeving, zonder haast en stress
2. Maak gebruik van routine, voorspelbaarheid
3. Heldere eenvoudige antwoorden geven, eenvoudige en duidelijke vragen stellen
4. Herinner bewoner aan tijd, plaats en persoon
5. Iedere nieuwe procedure uitleggen voordat je het bewoner zelf laat doen
6. Ruim de tijd geven om antwoord te geven
7. Bewoners zijn gevoelig voor gevoelstoon in de communicatie. Het gaat niet alleen om wát je zegt

maar nog belangrijker is hóe je het zegt
8. Toon oprechte belangstelling
9. Combineer vriendelijkheid en beleefdheid met zakelijkheid
10. Doe het allemaal consequent

 

© Mariët de Landmeter